ADR Digitaal
Deel 2 - Hoofdstuk 2.2.2
Klasse 2 - Gassen
2.2.2
Klasse 2 Gassen
2.2.2.1
Criteria
De titel van klasse 2 omvat zuivere gassen, gasmengsels, mengsels van één of meer gassen met één of meer andere stoffen, alsmede voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten.
Onder gassen worden stoffen verstaan, die
Opmerking 1: UN 1052 FLUORWATERSTOF, WATERVRIJ, is echter een stof van klasse 8.
Opmerking 2: Een zuiver gas mag andere bestanddelen bevatten, die afkomstig zijn van het productieproces of die worden toegevoegd om de stabiliteit van het product te handhaven, onder voorwaarde dat de concentratie van deze bestanddelen niet de indeling of de vervoersvoorwaarden, zoals vullingsgraad, vuldruk of beproevingsdruk wijzigt.
Opmerking 3: De n.e.g.-posities in de subsectie 2.2.2.3 omvatten zowel zuivere gassen als gasmengsels.
De stoffen en voorwerpen van de klasse 2 zijn als volgt ingedeeld:
De stoffen en voorwerpen (uitgezonderd spuitbussen en chemische stoffen onder druk) van klasse 2, zijn op grond van hun gevaarseigenschappen in één van de volgende groepen ingedeeld:
Indien gassen of gasmengsels volgens de criteria gevaarlijke eigenschappen bezitten, die verbonden zijn aan meer dan één groep, hebben groepen, aangeduid met letter T voorrang boven alle andere groepen. De groepen, aangeduid met letter F hebben voorrang boven de groepen, aangeduid met letters A of O.
Opmerking 1: In de VN-modelbepalingen, de IMDG Code en in de Technische instructies van de ICAO zijn de gassen op grond van hun overheersende gevaar in één van de volgende drie subklassen ingedeeld:
Opmerking 2: Houders, klein, met gas (UN-nummer 2037) moeten overeenkomstig het gevaar van de inhoud in de groepen A t/m TOC worden ingedeeld. Voor spuitbussen (UN-nummer 1950, zie 2.2.2.1.6. Voor chemische stoffen onder druk (UN-nummers 3500 t/m 3505), zie 2.2.2.1.7.
Opmerking 3: Bijtende gassen worden als giftig beschouwd en zijn derhalve ingedeeld in de groepen TC, TFC of TOC.
De stoffen en voorwerpen (uitgezonderd spuitbussen en chemische stoffen onder druk) die niet met name zijn genoemd in tabel A van hoofdstuk 3.2 moeten volgens 2.2.2.1.2 en 2.2.2.1.3 worden ingedeeld in een in 2.2.2.3 vermelde verzamelaanduiding. De volgende criteria zijn van toepassing:
Verstikkende gassen
Niet oxiderende, niet brandbare en niet giftige gassen, die de zuurstof, welke gewoonlijk in de atmosfeer aanwezig is, verdunnen of verdringen.
Brandbare gassen
Gassen die bij 200C en de standaarddruk van 101,3 kPa
De brandbaarheid moet worden vastgesteld door beproevingen of door berekeningen volgens de methoden welke door de ISO zijn aanvaard (zie ISO-norm 10156:2010).
Indien voor de toepassing van deze methoden onvoldoende gegevens ter beschikking staan, mogen gelijkwaardige beproevingsmethoden, die door de bevoegde autoriteit van het land van herkomst zijn erkend, worden toegepast.
Indien het land van herkomst geen Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR is, dan moeten deze methoden worden erkend door de bevoegde autoriteit van de eerste Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR, die bij de zending betrokken is.
Oxiderende gassen
Gassen die, in het algemeen door het verschaffen van zuurstof, de verbranding van andere stoffen in sterkere mate kunnen veroorzaken of bevorderen dan lucht. Dit zijn zuivere gassen of gasmengsels met een oxiderende werking hoger dan 23,5%, bepaald volgens een methode aangegeven in ISO 10156:2010.
Giftige gassen
Opmerking: Gassen, die gedeeltelijk of volledig vanwege hun bijtende eigenschappen aan de criteria voor de giftigheid voldoen, moeten als giftig worden ingedeeld. Voor het mogelijke bijkomende gevaar van bijtende werking, zie ook de criteria onder de titel "Bijtende gassen".
Gassen waarvan,
Voor de indeling van gasmengsels (met inbegrip van dampen van stoffen van andere klassen) mag de
volgende formule worden gebruikt:
waarin
Bijtende gassen
Gassen of gasmengsels, die volledig vanwege hun bijtende werking aan de criteria voor de giftigheid voldoen,
moeten als giftig met bijkomend gevaar bijtend worden ingedeeld.
Een gasmengsel, dat als giftig wordt beschouwd vanwege het gecombineerde effect van bijtende werking en
giftigheid, heeft als bijkomend gevaar de bijtende werking indien op grond van menselijke ervaring bekend is,
dat het mengsel een destructieve werking heeft op de huid, de ogen, of de slijmvliezen, of als de LC50-waarde
van de bijtende componenten van het mengsel, berekend volgens de volgende formule lager dan of gelijk aan
5000 ml/m3 (ppm) is:
waarin:
Spuitbussen
Spuitbussen (UN-nummer 1950) worden overeenkomstig hun gevaarseigenschappen als volgt in één van de
volgende groepen ingedeeld:
De classificatie hangt af van de aard van de inhoud van de spuitbus.
Opmerking: Gassen die voldoen aan de definitie van giftige gassen volgens 2.2.2.1.5 en gassen die in noot c van tabel 2 van verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 als "Wordt beschouwd als pyrofoor" zijn aangemerkt, mogen in een spuitbus niet als drijfgas worden gebruikt. Spuitbussen met een inhoud die wat betreft giftigheid of bijtende eigenschappen aan de criteria voor verpakkingsgroep I voldoet, zijn niet ten vervoer toegelaten (zie ook 2.2.2.2.2).
De volgende criteria zijn van toepassing:
Chemische stoffen onder druk
Chemische stoffen onder druk (UN-nummers 3500 t/m 3505) zijn op grond van hun gevaarseigenschappen in één van de volgende groepen ingedeeld:
De indeling hangt af van de gevaarskenmerken van de bestanddelen in de verschillende aggregatietoestanden:
voortdrijvende stof;
Opmerking 1: Gassen die voldoen aan de definitie van giftige gassen of oxiderende gassen volgens 2.2.2.1.5 of gassen die in noot c van tabel 2 van verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 als "Wordt beschouwd als pyrofoor" zijn aangemerkt, mogen in chemische stoffen onder druk niet als voortdrijvende stof worden gebruikt.
Opmerking 2: Chemische stoffen onder druk met een inhoud die voldoet aan de criteria voor verpakkingsgroep I wat betreft giftigheid of bijtende werking of met een inhoud die voldoet aan zowel de criteria voor verpakkingsgroep II of III wat betreft giftigheid als de criteria voor verpakkingsgroep II of III wat betreft bijtende werking, zijn niet ten vervoer toegelaten onder deze UN-nummers.
Opmerking 3: Chemische stoffen onder druk met bestanddelen die de eigenschappen bezitten van klasse 1; vloeibare ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand van klasse 3; zelfontledende stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand van klasse 4.1; klasse 4.2; klasse 4.3; klasse 5.1; klasse 5.2; klasse 6.2; of klasse 7, zijn niet ten vervoer toegelaten onder deze UN-nummers.
Opmerking 4: Een chemische stof onder druk in een spuitbus moet onder UN-nummer 1950 worden vervoerd.
De volgende criteria zijn van toepassing:
2.2.2.2
Niet ten vervoer toegelaten gassen
De chemisch instabiele stoffen van klasse 2 zijn niet ten vervoer toegelaten, tenzij de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om elke mogelijkheid van een gevaarlijke ontleding of polymerisatie, onder normale vervoersomstandigheden te verhinderen, of tenzij het vervoer plaatsvindt volgens bijzonder verpakkingsvoorschrift (r) van verpakkingsinstructie P200 (10) van 4.1.4.1 van het ADR, voor zover van toepassing. Voor de benodigde voorzorgsmaatregelen om polymerisatie te voorkomen, zie bijzondere bepaling 386 van hoofdstuk 3.3. Hiertoe moet er in het bijzonder voor worden zorg gedragen dat de houders en tanks geen stoffen bevatten die deze reacties kunnen bevorderen.
De volgende stoffen en mengsels zijn niet ten vervoer toegelaten:
Lijst van verzamelaanduidingen
|
|
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
|
OVER
Over Gevaarlijkestoffen.NET
Telefoon : +31 (0)850 470486
Mobiel : +31 (0)6 46855372
KvK Rotterdam : 24491885
TOOLS
ADR Digitaal
1000 punten tabel (Excel)
BLIJF OP DE HOOGTE
En schrijf je in voor onze nieuwsbrief